De gouden kroontjes op het Stadhuis
Koning Karel VII van Frankrijk, kende dank zij het optreden van Jeanne d'Arc, militaire successen in de strijd tegen de Engelsen. Bij zijn tijdgenoten was hij echter vooral gekend omwille van zijn talloze liefdesavontuurtjes. Hij had daarbij de gewoonte aangenomen zijn "veroveringen" telkens te installeren in een van de vele kastelen die hij bezat.
Zo liet hij op een dag een jonge dame installeren in een kasteel met grote landerijen, genaamd "ConchylePot". Niemand zou er aanstoot aan genomen hebben, ware het niet dat de koning reeds vroeger dit landgoed geschonken had aan een andere jonge dame, en dit om dezelfde reden. Deze laatste nam het besluit alles in het werk te stellen om haar vroeger verworven recht terug in bezit te krijgen. De zaak werd voor de rechtbank gebracht, maar telkens verdaagd of overgedragen aan andere rechtscolleges.
Immers, het betrof een aangelegenheid waar enerzijds het hoogste gezag van het land bij betrokken was, en anderzijds heel wat hooggeplaatsten en in het bijzonder de aanvoerders van het Franse leger, die het beu waren de koning te zien rondfladderen "in een wasem van parfum" in plaats van het krijgsgebeuren tegen de Engelsen te volgen, het opnamen voor de aan de kant gezette minnares. Uiteindelijk werd de zaak voor het Brugse rechtscollege gebracht dat in die tijd wereldvermaardheid genoot.
Er werd te Brugge niet lang over gepalaberd. De geschiedenis van ConchylePot was immers meer dan gekend, onder meer door verhalen en liedjes van rondtrekkende minnezangers en troubadours die, met de nodige humor, van ConchylePot gezegd hadden: "C'est ici qu'on chie le pot"... .
Het vonnis van het Brugse rechtscollege maakte hierop allusie en luidde: "Uit de aard van de zaak, en afgaand op de inhoud ervan, moet ConchylePot als een onaantastbaar en onvervreemdbaar recht van de eigenaar beschouwd worden". De koning die hiermee zijn zin kreeg was met het vonnis buitengewoon tevreden. Hij zei: "De schouwen waardoor de adem van die verstandige personen opstijgt, verdienen gekroond te worden". De daad werd bij het woord gevoegd, en sedert die tijd staan bovenop de schoorstenen van het Brugse stadhuis twee gouden kronen.