De Tongsnijders der Heyde
De Kesterheuvel heeft altijd al een zekere machtspositie gehad in het Pajotse landschap. De donkere beboste heuvel had voor de inwoners van de omliggende dorpen bovendien altijd iets dreigends. Niet verwonderlijk dat het gebied dan ook vaak werd gelinkt met allerlei grimmige verhalen.
Het meest berucht is de moordsage van 'de Tongsnijders der Heyde'. De bende werd de meest gruwelijke praktijken toe gedicht. Ze folterden hun slachtoffers en mogelijke verklikkers werden monddood gemaakt door hun tong af te snijden.
Het verhaal werd voor het eerst neergepend door schoolmeester Jan Jozef Haugen in 1889. Daarin wordt een boer en zijn familie vermoord door een bende die zich schuil hield in holen op de Kesterheide.
De sage
We schrijven december 1789. Het was op een koude winteravond wanneer er zich in een kleine woning op de grens van Herfelingen en Kester een drama zou afspelen. Aan een lange werktafel zaten kleermaker Frans Mattel en zijn vrouw, Rosa. In de hoek bij de haard stond een wieg waarin hun zoontje van enkele maanden oud lag. Een hevig kloppen op de voordeur liet het koppel opschrikken, een onbekende man stapte op vraag van Frans Mattel binnen. De onbekende man zei: ‘Ik ben samen met een vriend verdwaald. Hij heeft zijn been gebroken en kan zich niet verroeren. Hij ligt op tien minuten hier vandaan en zal sterven van de kou’. Frans besloot te helpen en samen met de onbekende man vertrokken ze om de vriend te gaan redden.
Drie uur verliepen en Rosa begon zich enorme zorgen te maken. Plots werd er hevig geklopt op de deur. De deur vloog open en vier vermomde en gewapende kerels vielen het huis binnen. Eén van de indringers greep Rosa en sloeg ze neer op de vloer. Hij stopte haar mond dicht, verpletterde haar keel en wurgde haar waarna ze bewusteloos achter bleef. Een tweede indringer naderde de wieg en trok een lange dolk onder zijn bovenkleed uit, zonder genade vermoordde hij het kind.
Vervolgens keerde de indringer zich naar Rosa, maar een luide noodkreet en een blaashoorn deden de indringers opschrikken. De inwoners van Kester en omgeving herkenden de hoorn als teken van de komst van baanstropers. Ook de indringers herkenden dit geluid en wisten nu wat hen te doen stond. Twee indringers doorzochten snel alle kasten en stalen alles van waarde.
De zoektocht van Frans en de onbekende man verliep ondertussen ook niet zo vlot. Tijdens de tocht sloegen plots twee gespierde mannen Frans neer. Een van de mannen bond een blinddoek om Frans zijn hoofd en tilde hem op zijn schouder, waarna hij uren later werd neergezet in een kelder. Wat Frans toen zag, joeg hem de stuipen op het lijf. Rond een tafel zaten een dertigtal vermomde kerels. Frans moest zich bij de tafel vervoegen om een hapje en glaasje mee te consumeren. Waarop de leider van het gezelschap plots zei: “Frans Mattel, vanaf nu maak jij mee deel uit van de Tongsnijders!” Frans kon zijn ogen niet geloven wanneer de maskers van de andere mannen afvielen. Bij die zogenaamde Tongsnijders zou hij nooit van zijn leven willen horen, maar dat zou bestraft worden met de dood.
De roversbende toonde genade: Frans werd niet gedood maar wel gefolterd en voor dood achtergelaten in de kelder. Hij werd dagen later gedropt aan de Romeinse weg tussen Heikruis en Pepingen. Zijn tong was afgesneden door de Tongsnijders zodat hij hen niet zou kunnen verraden. De jaren daarop plande hij zijn wraakactie tegen de Tongsnijders.
Walter Mattel, de oudste zoon van de gefolterde Frans Mattel, hield al graag eens wat extreem kattenkwaad uit met zijn vrienden. Met z’n vieren overvielen ze rijke mannen om hun zakken te rollen. Wat Walter niet wist, was dat zijn drie vrienden deel uitmaakten van de Tongsnijders. Walter kende het verhaal van de roversbende maar al te goed, maar toch slaagden zijn vrienden er in om hem mee te lokken naar een herberg aan de Kesterheide. Hij had geen enkel idee wat zijn vrienden van plan waren. Het ging om een bijeenkomst van de Tongsnijders. Zonder enig idee trapte Walter met open ogen in de val van de bende en sloot zich verplicht aan. Hij werd gedoopt tot straatrover met als schuilnaam ‘Bloedrood’.
Iedere rover droeg een lederen riem met twee geladen pistolen, een lange dolk en een zwart masker voor het gezicht. Op het voorhoofd van die maskers gloeide een tong zonder punt. Dit was wellicht een zinspeling op de naam van de bende. Boven hun gewone kleren en wapens droegen ze een donkerkleurige mantel.
Walter deed jaren mee met de Tongsnijder-bende. Ze roofden, moordden en folterden al die in hun weg stonden. Alle slachtoffers werden gezien als mogelijke verklikkers van hun identiteit. Door hun tong af te snijden zorgden de Tongsnijders ervoor dat ze het verhaal niet verder konden vertellen. De gevreesde roversbende van Gooik sloeg toe zonder medelijden. Walters reputatie bij de roversbende kwam abrupt tot een einde toen hij een opdracht van zijn bevelhebber weigerde uit te voeren. Hij werd gefolterd en gevangengehouden tot zijn leven plots tot een einde kwam.
De laatste tocht van de Tongsnijders ging om een wraakactie van één van de bendeleden. Ook Walter mocht de andere rovers voor een laatste maal vergezellen voor hij vermoord zou worden door de bende. Het sloeg elf uur toen de Tongsnijders via de poort De Afspanning in Ninove binnen vielen. Zeven rovers stormden de herberg binnen, maar wanneer Walter de drempel over stak, trof een dolk hem recht in het hart, wat de dood betekende voor Walter. Ook de andere bendeleden werden zonder genade vermoord. De vader van Walter, Frans Mattel, had deze actie reeds lang voorbereid voor de Tongsnijders en daarom zagen de rovers dit totaal niet aankomen.
Na de slachtpartij kon Frans pas echt zien welke schade hij had aangericht. Hij zag zijn zoon, levenloos op de grond liggen. Onwetende dat hij ook één van de Tongsnijders was. Dit was de laatste tocht van de gevreesde bende. Hun schuilplaats werd ontdekt, hun opperhoofd werd gedood en vele andere rovers werden nog gevangen genomen.
Maagd in rouwkleren
Wie maanden na het voorval door het dorp reisde, en voorbij het kerkhof ging, kwam daar een bleke maagd tegen in zwarte rouwklederen. Het was Melanie - de vriendin van Walter - samen met vader Frank, die door de moord op zijn zoon volledig krankzinnig was geworden. Elke avond gingen ze naar een grafsteen die met vergeet‐me‐nietjes beplant werd.
Tot op heden is niemand zeker of de beruchte Tongsnijders ooit hebben bestaan. In Gooik blijft de legende van de roversbende nog steeds brandend actueel. Op verscheidene plaatsen en door verscheidene items sluit de gemeente het bestaan van de Tongsnijders niet uit.
Extra informatie over het gebied
Bewoners van de Kesterheide hadden altijd een dubieuze reputatie bij de inwoners van de omliggende dorpen, terecht of onterecht. Al in de 15de eeuw had de heuvel de naam dat er volk woonde dat zich met criminele daden bezig hield. Ook toen de Fransen bij het einde van het ancien régime 'orde op zaken' kwamen stellen schreef de aangestelde commissaris dat Kesterheuvel werd bewoond door 'dievengezinnen'. Kesterheuvel was trouwens in 1798 de uitvalsbasis van een actie die kaderde in de Boerenkrijg.
De Romeinen hadden hier 2000 jaar geleden een kamp maar ook in de recentere geschiedenis is Kesterheuvel meermaals van strategisch belang gebleken. De 'ijzeren man' is daar een voorbeeld van: hij diende immers als geodetisch punt voor kartografie. Het maken en aanwenden van detailkaarten was in de 19de eeuw in de eerste plaats van militair belang.
Op de Kesterheuvel staan ook antennes. Onder meer de VRT had er een mast staan. De enige communicatiemast die er nu nog staat is van de NAVO en staat in verbinding met 'de witte bol'. Het terrein errond is afgesloten militair terrein.
In de aanloop naar WO II werd naar analogie met de KW-linie begin 1940 ook een 'ijzeren muur' opgetrokken tussen Waver en Ninove. Deze onbemande antitanklijn van 35 km liep over de Kesterheuvel maar is nutteloos gebleken.
De Bende van Nijvel
De Kesterheide wordt ook genoemd in de zaak van ‘De Bende van Nijvel’. Volgens Bende van Nijvel-journalist Guy Bouten is het mogelijk dat de bende hier onderdook na de terreur in Aalst op 9 november 1985. “Wat ik in het leegstaand NAVO-gebouw zag en de getuigenissen die ik hoorde, tartte elke verbeelding.” (meer info)