De zwarte veerman
In 1794 plunderden de Fransen kerken en kloosters, uiteraard ook de abdij van Sint-Bernardus te Hemiksem.
Op een stormachtige novemberavond dan wordt door een afdeling Franse soldaten op de poort van de abdij met geweerkolven gebonsd. De Broeder-portier bemerkt door het spionneke in de poort wat er aan de hand is. Gauw verwittigt hij abt Hugo en de andere paters en broeders.
Ze hadden weken tevoren reeds alle kostbaarheden in koffers gepakt, want ze wisten wat de sansculotten elders hadden gedaan en ook waarom. Haastig werden de cibories met de H. hosties in de koffer gestopt samen bij de andere gouden en zilveren kelken en sieraden. Ze slopen naar de boten die op de Vliet lagen en waarmee ze gewoon waren in de Schelde te vissen. Moeizaam laadden ze er alles in: drie boten vol.
Vader-abt, twee paters en twaalf broeders, die zouden roeien, namen plaats in de heen en weer geschudde boot met de kostbaarheden. Want 't water van de Vliet kolkt onstuimig, opgezweept door de felle windstoten. Doch eens in de stroom zelf begint het pas. De golven slaan over de boten die uiteengedreven worden zodat de paters al spoedig elkaar niet meer kunnen zien: zo donker! Een plotse windstoot en een hoge golf pletst de boot vol water. Hij slaat om en verdwijnt in de woelige Schelde.
De knecht kan de gedachte maar niet uit zijn hoofd zetten: al die rijkdom in de Schelde verloren! Hij moest en zou de koffer terugvinden. En een paar dagen later besluit hij 's nachts bij maanlicht en lage tij, op onderzoek uit te gaan. Dezelfde nacht verscheen hem in zijn droom de dode abt. Dreigend stak hij zijn vinger op en herhaalde steeds: "Wee de te hebzuchtige! Wee!"
Toch brengt de knecht alles in gereedheid: touwen, haken en trekt erop uit. En ja, een twintigtal meter van de kant bemerkt hij wat hij zoekt. Met al zijn macht bindt hij de koffer met touwen aan zijn achterboot vast en sleurt en trekt om de koffer in zijn boot te halen. 't Lukt hem bijna. Als hij meent dat hij de last binnen heeft schuift deze terug het water in, bootje en knecht, die verstrikt zat in een touw, verdwijnen in de diepte.
Nu nog horen de schippers, vooral bij stormweer, boven het gebulder van het onweer uit, de akelige stem van de zwarte: "Wee mij de hebzuchtige! Verlos mij van mijn goud en van mijn geld! Wee mij." De "zwarte veerman" is voor eeuwig gedoemd, gebonden aan zijn kist, met vloed en ebbe, op en af te drijven in de Schelde. Laatst hebben schippers hem nog horen huilen te Vlissingen. Maar 't is vooral tussen Hemiksem en Rupelmonde dat hij 't meest gehoord wordt.