Kweikers
Over de oorsprong van de spotnaam "Kweikers" bestaan verscheidene versies:
-
Zo zou de naam komen van de eenden die zwommen op de poel naast de Lieve-Vrouwkerk. Na veel getwist tussen de burgers en het stadsbestuur werd deze poel tussen 1725 en 1730 gedempt.
-
Naar aloude gewoonte werd de nederdaling van de Heilige Geest op Pinksterdag uitgebeeld door een witte duif. Bij het zingen van het Veni Creator Spiritus liet de koster de duif aan een touw zweven, boven de hoofden van de priester en de 12 apostelen. Bij gebrek aan een witte duif bracht de koster een jonge witte eend mee. Geschrokken bengelde de eend aan het lange touw en hief toen een lachwekkend gekwaak aan. Dit voorval gaf de Tienenaars de bijnaam "kwèèkers".
-
Een variant hierop vinden we bij de geschiedschrijver Schayes. Deze gelooft eerder aan een gans dan aan een eend.
-
In het nummer van L'étoile belge van 31 mei 1885 lezen we dan weer dat de vrouw van de koster brandende stukjes touw vanuit het gewelf liet neerkomen. Deze touwtjes stelden de vurige tongen uit het Bijbelse verhaal voor. Gelijktijdig liet de koster dan de eend vliegen. Bij het neerkomen van de "vurige tongen" vatten de albjes van de eerste kommuniekantjes vuur. Uiteraard zorgde dit incident voor de nodige heibel.
-
Volgens Molanus ligt de oorsprong van de bijnaam in de eeuwige twist tussen de Brabantse steden Leuven en Tienen. Rond 1380 waren de twisten andermaal hoog opgelaaid. De Tienenaars legden voor de Leuvenaars een hinderlaag in Kessel-Lo. Toen ze van dit werk honger kregen, roofden ze voor hun avondmaal enkele eenden in de nabijgelegen hoeven. Toen ze echter de eenden wilden slachten, maakten de vogels zoveel lawaai dat de Leuvenaars de hinderlaag tijdig ontdekten. Ze sloegen de Tienenaars tot de laatste man dood. Boven op de Sint-Michielskerk staken ze nagemaakte eenden, die aldus zorgden voor de Tiense bijnaam. Dit verhaal lijkt sterk op dat van de waakzame ganzen op het Romeinse kapitool die door hun gekrijs de Romeinen waarschuwden voor de nakende aanval.