De ossenhuiden
Toen ze de eerste steen legden van de Onze-Lieve-Vrouw Kathedraal, constateerde een werkman dat de gedolven put vol water was gelopen en die was blijkbaar niet te dempen. Iedereen begon schrik te krijgen voor die opening. Een eenvoudig metser had hiervoor een oplossing die hij 's anderendaags zou mededelen, voor veel goud dan nog wel.
Zijn middel bestond erin ossenhuiden op de grondvesten te leggen. Maar zijn zoontje had alles gehoord en nadat hij het aan zijn moeder verteld had, trok hij naar de bouwmeester om hem ervan te verwittigen wat hij moest doen. Inderdaad, het hielp.
Toen de metser opdaagde, was het werk af. Daarop liep deze radeloos naar hun hutje in het Kopstraatje. Daar pakte hij een plank en sloeg zijn zoontje dood. Daarop verdronk zijn vrouw zich uit pure wanhoop. Van de metser zelf heeft niemand nadien nog iets gehoord.
De kathedraal raakte stilaan toch voltooid, op een toren na. Als de eerste toren af was, voelden ze dat de grond niet goed was, zodanig erg zelfs dat die nog altijd wankel staat. Maar omdat ze die metser niet meer hadden durfde niemand er nog aan komen.